TURKIJE 2005

week 2

week 3

We zijn om 9.00 uur bij de boot en daar staat de Turkse wielrenner Necati Bilgen al op ons te wachten. Hij is blij ons te zien en hij gaat samen met Han kaartjes voor de boot halen. Hij heeft een dik fotoboek meegenomen en op de boot bekijken we die. Duizenden kilometers heeft hij al in de benen, ook veel bergkilometers, hij is 66 jaar. We komen in Yalova aan, verlaten de boot en dan begint onze eerste echte tocht en wat is deze zwaar. We moeten meteen 14 kilometer stijl omhoog, de eerste kilometers gaan nog wel, maar dan wordt het zwaar, zwaar afzien, een stijging van meer dan 10%, we moeten vanaf zeeniveau omhoog. Ik krijg er kotsnijgingen van en moet lopen en zo stijgen we kilometer na kilometer. Han en ik lopen en onze wielrenner fietst gewoon omhoog. Regelmatig wacht hij op ons en hij blijft mij prijzen en zegt dat het goed komt. Ik vind het heel gênant, maar ik kan gewoon niet meer en ik sleep me naar boven en als we dan eindelijk boven zijn staat hij te zwaaien bij een uitspanning en hij bestelt direct thee. Nu pas begrijpen we dat hij hier speciaal voor ons dit tochtje maakt, hij brengt ons gewoon naar Orhangazi als dank voor ons banden plakken en ook omdat hij het geweldig vindt dat wij deze tocht gaan maken. Hij wil ons gewoon een superstart in Turkije bezorgen. Hij heeft koeken bij zich en biscuit. Bij de uitspanning worden ons wat appels toegeschoven. Nu nog een klein stukje stijgen en daarna mogen we afdalen. Kilometers lang tot Orhangazi, we dalen met 49 kilometer per uur, ik vind het erg hard gaan, maar Necati heeft gezegd dat de weg gaaf is en daarom snel ik maar achter Han en Necati aan. Bij een kruispunt in de stad wordt er een fotosessie gehouden, het verkeer wordt even stil gezet, het overvalt ons allemaal. Als we dan echt afscheid hebben genomen slaan we af richting Iznik. Onze fietsvriend heeft een fluit meegenomen en fluit ons nog lang na en alle Turken op de straathoek zwaaien ons uit. Het is allemaal heel apart.
We moeten nog zo´n 40 kilometer naar Iznik. Onderweg eten we bij een restaurant op een meer een bord lever met uien en tomaten. Het smaakt ons goed, want deze eerste dag heeft ons al veel energie gekost.
In Iznik zoeken we hotel Kaynarca, dit hebben we van andere fietsers en het is een superhotel voor ons. Het kost € 15 per nacht. We worden door de dol enthousiaste eigenaar Ali met thee welkom geheten, onze fietsen gaan in de schuur, we kunnen meteen douchen, onze was doen en in de grote keuken mogen we alles gebruiken. We zitten nu met onze schone was en eigen eten op het dakterras van het hotel en we voelen ons hier helemaal thuis en we hebben besloten om hier maar twee nachten te blijven. Iznik is een prachtig stadje dat we niet zomaar aan ons voorbij kunnen laten gaan en zo kunnen onze benen langzaam aan deze zware Turkse bergen wennen.

Rustdag. We bekijken vandaag het authentieke zeer gelovige stadje Iznik. De Moskee roept hard en roept hier ook gebeden. Op de terrassen wordt enkel thee en cola geschonken. Het bier halen we in een speciaal achteraf winkeltje en we drinken het in het hotel op. Het stadje is omgeven door een stadsmuur met vier poorten. We zijn blij met deze rustdag want de eerste drie dagen waren heftig.

Gelukkig kunnen we vroeg ontbijten en zo kunnen we op tijd weg. Maar eerst moeten we nog een foto maken voor de website van Ali. Die foto wordt er meteen opgezet en dan kunnen we vertrekken.
De start gaat goed, maar dan begint de eerste berg en die is natuurlijk stijl, heel stijl 10-15-18 procent dus veel loopwerk. Na ongeveer 10 kilometer zijn we op de top en dan suizen we weer lekker naar beneden, naar Yenisehir. We kopen bij een winkeltje ieder een grote bak yoghurt en we eten deze op de stoep van de winkel op en dan gaat de tocht weer verder. Het gaat dwars door de velden waar veel mensen op het land aan het werk zijn, het zijn vooral vrouwen die wieden, de mannen ploegen met de machines. Als ik even stop om wat vrouwen te fotograferen is het feest. Ze zitten onder een boom te eten en ze vragen of we ook mee willen eten, maar we hebben net onze yoghurt op en we moeten nog ver en zwaar blijkt later.
Na weer ongeveer 20 km begint het nieuwe klimmen en dat is vreselijk, het is zo zwaar en heet en we worden doodmoe. Opeens is er een bron waar een familie omheen zit. We wassen ons zout wat weg en drinken uit de ijskoude bron.
Na 20 kilometer zijn we in Bilecik, het is er bloedheet, we zoeken een hotel, de fietsen mogen in de hal en we gaan heerlijk douchen. Ik was de zoute kleren, span een waslijn dwars door de hotelkamer en zo hebben we morgen weer zoutvrije kleren. We zoeken een café voor een biertje maar dat zit er ook hier niet in. We belanden in een theehuis met waterpijpen en bestellen een cola. In korte tijd zit er weer van alles om ons heen. Dit keer twee geschiedenisstudenten, een econoom en alle personeel van het theehuis. Niemand spreekt een woord over de grens dus het wordt weer woordenboeken zoals we dat zijn gaan noemen. Na een uurtje willen we nog wat internetten en dan wordt ons gevraagd of we vanavond voor het muziekoptreden komen. Er gaat op een luit gespeeld worden, we zeggen dat we komen en we vertrekken. We internetten, eten wat en zijn om 20.00 uur terug want dan gaat het feest beginnen, maar er is nog niemand en we zijn zo moe dat we besluiten om maar naar het hotel te gaan om te slapen. Als we om 21.00 uur lekker op bed liggen gaat de telefoon, we zeggen nog tegen elkaar dat kan nooit voor ons zijn want niemand weet dat wij hier zijn. Maar de telefoon blijft maar rammelen en ik neem op en dan zegt de receptionist dat onze vriend staat te wachten. Eerst denken we nog dat er iets met onze fietsen is en Han gaat naar beneden. Het is de luitspeler die vraagt waar wij blijven, Han zegt dat we te moe zijn en willen slapen en hij vertrekt weer. Het is erg luidruchtig buiten, maar de oordoppen dempen het geluid nog een beetje. Zo hebben we deze ook weer niet voor niets meegenomen. Midden in de nacht wordt ik wakker en dan loopt er een groot beest op mijn rug. Ik denk dat het een grote kakkerlak is, ik vang het beest en smijt het meteen in een hoek, we hebben het beest niet meer teruggezien en nu maar hopen dat hij niet in één van onze tassen is beland. Ik ben niet zo dol op die reuzen insecten, maar dat hoort nou eenmaal ook bij reizen. In Marokko zijn die kakkerlakken ook zo groot, hopelijk komen we er niet teveel tegen.

De eerste 28 kilometer zullen zwaar zijn en de weg is zeer smal en druk met vrachtverkeer, van de politie mogen we daar niet fietsen en een andere weg is er niet. We gaan naar het busstation, maar de chauffeur wil ons niet meenemen, de man van het busstation wil wel, maar de chauffeur zegt nog een keer nee. We worden naar het politiebureau verwezen en de dienstdoende agent is zeer enthousiast en zegt dat we met de volgende bus meegaan en dat hij dat gaat regelen. Hij spreekt vloeiend Engels, we moeten binnen komen zitten. Er wordt eerst thee besteld, kaasbroodjes en water erbij en de talkshow gaat beginnen. Het is knotsgezellig en we bespreken samen de wereldproblemen, over terroristen en moslimhaat. Over het dragen van hoofddoeken waar hij fel op tegen is, hij is zelf een gelovige moslim, maar moet niets van die onzin hebben. Hij zegt dat die terroristen de moslims te schande zetten en zo nog meer haat kweken, ze zijn hier ook erg bang voor die groep. Deze agent vindt het ook niet verantwoord om die eerste 28 kilometer te fietsen, want dat stuk weg is echt gevaarlijk.
Na anderhalf uur komt de bus, de agent regelt wat met de buschauffeur en wij kunnen mee. We hebben een MSM adres en we hebben beloofd te internetten. In Bozuyuk gaan we uit de bus en fietsen verder naar Eskeshir. Als we halverwege pauzeren om brood te eten stopt er een man op een motor en hij wil dat we thee drinken in zijn dorp. We hebben nu tijd genoeg en gaan mee naar het piepkleine boerendorpje. Het is er een drukte van belang bij het theehuis, uiteraard alleen mannen en we strijken er maar neer. De motorrijder is trots op zijn bezoek. We zitten nog niet of er komt een Turk uit België aan en hij begint honderduit te praten  en te vragen. Er komt nog een Duits sprekende Turk bij en het feest is compleet en de thee blijft maar aangesleept worden.
We zullen toch nog verder moeten en dus stappen we weer op de fiets.
Eskesihir, als we de weg vragen naar het hotel dat we uit de Lonely Planet vissen wordt er ruzie gemaakt wie ons mag begeleiden. Het is een heel chic hotel met een dure hal en toch mogen onze fietsen zo over het marmer naar binnen. We hebben nu een kamer met 4 bedden, een thermaalbad, een tv en een gevulde koelkast. Wat zullen we goed slapen vannacht.

Richting Ankara gaan de eerste 45 kilometer en dat gaat goed. Veel vals plat, eigenlijk steeds een beetje klimmen. Bij de splitsing gaan we richting Ceftiler. Het laatste stuk is kaal en heet en om 15.00 uur belanden we in dit gehucht, we vragen naar een hotel en dan verwijzen ze ons naar een paar kilometer verderop. We kunnen niet geloven dat daar midden tussen de velden nog ergens een hotel kan zijn, maar warempel daar ligt zomaar een luxe hotel met een zwembad en nog meer andere luxe zaken die wij niet nodig hebben, maar die we wel zullen moeten betalen. En we gaan naar de receptie, de helm nog op onze kop en dan krijgt de man achter de balie de schrik van zijn leven. Hij weet niet wat er gebeurt en spreekt weer geen woord over de grens, zelfs woordenboeken helpt niet meer, hij heeft geen idee wat we willen. Nou gewoon slapen vannacht en onze fietsen veilig parkeren. Misschien denkt hij dat de Tour de France de verkeerde route heeft gekozen. Hij blijft ons maar aankijken en omdat dit niet stopt besluiten we maar om onze fietstassen af te laden en in de hal op te stapelen. De receptionist krijgt ogen op steeltjes en hij begrijpt nog niet dat we willen blijven. Als we uit “Wat en hoe in het Turks” aanwijzen dat we een hotelkamer willen, want dat staat er echt, snapt hij er nog minder van. Han zegt: “de volgende keer neem ik “Wat en hoe in het Chinees” mee, misschien dat ze het hier dan begrijpen” We maken een gebaar van een sleutel die we omdraaien en dan oeps geeft hij ons een kamersleutel. Terwijl ik op de bagage pas en Han alvast wat naar boven sleept komen er nieuwe Turkse “Chinezen”. Ook zij kijken hun ogen uit, ik vraag of ze Engels spreken maar zij blijven ook maar staren naar al die fietstassen. Ik zeg in het Nederlands voor de grap dat ze die tassen wel naar boven mogen brengen en verdomd het werkt. Opeens zijn alle tassen weg en huppelen we allemaal naar boven, naar Han die zijn ogen niet kan geloven. We liggen nog lang te schudden van het lachen op ons bed en douchen daarna snel al het zout van de dag weg.

Toen we aankwamen had ik in mijn linkerooghoek al een louche biertentje gezien en daar zitten we nu aan een lekker koud biertje bij een meertje midden tussen de graanvelden. Het is heel vreemd hier, bij navraag blijkt hier een “bron” te zijn waardoor er een klein meertje is ontstaan. Rondom het meertje zitten allerlei Turken op een vuurtje van alles te roosteren. We vragen om een fles SU (water) en krijgen een geopende fles. Als we die terug geven omdat deze gewoon is gevuld met leidingwater, krijgen we een kwartier later een dichte fles, dit is de eerste keer dat we bijna geflest worden. De donderwolken stapelen zich rondom op maar of het ook echt gaat omweren weten we nog niet.
Voor onze terrastafel zitten ladingen vissen in een kooitje in het water, we denken dat ze die vanavond hier gaan roosteren.

We gaan eten bij een rommelig restaurant, de kok spreekt Duits en regelt onze verse forellen. Ze smaken super, na de vis krijgen we vers fruit van het restaurant aangeboden en daarna Turkse koffie. Opeens komt er een man bij onze tafel die ook Duits spreekt, we vragen of hij erbij komt zitten en het wordt een leuk gesprek. Na een tijdje praten, blijkt dat hij de eigenaar is van het rommelige restaurantje. Hij wil ons morgen uitzwaaien en nog meer praten en thee met ons drinken, maar als hij hoort dat we al vroeg vertrekken zegt hij dat het niet gaat. Hij sukkelt met zijn gezondheid en op het moment dat hij opstaat, zien we pas dat zijn rug heel erg is ingezakt. Hij had hier al over verteld. Ook hij is één van de vele Turken die na jaren toch weer naar zijn geboortedorp is teruggegaan.

Emirdag, wat een vreemd oord is het hier. Heel anders dan al die andere plaatsen die we bezocht hebben. Ze hebben hier allemaal plastic palmbomen die avonds flikkeren in diverse kleuren en ze hebben verlichte kokosnoten. Op iedere veertig meter zit een internetcafé en die zitten boordevol en die cafés zijn ook nog eens bloedheet van al die computers en al die mensen die hier zijn. Er zijn duizenden militairen in deze stad.
Op het moment dat we de plaats nog maar net binnen rijden begint er een Turkse Belg te roepen en beveelt ons dat we eerst wat moeten drinken. We komen er niet onderuit en we hebben tijd genoeg, dus we strijken maar weer neer. We krijgen Ayran en nog meer Ayran en dat is zo lekker na zo’n fietstocht. Een beetje zoute karnemelk en dan ijskoud. Er komen nog meer Turkse Belgen bij allemaal uit Gent. Als we vragen of alle Turken nu weg zijn uit België moeten ze lachen. Er rijden hier alleen maar auto’s met Belgische kentekens. Als we na een tijdje een hotel willen zoeken loopt onze bemoeizieke Turk met ons mee. De eerste twee hotels zitten vol, dan maar naar nummer drie en na veel gebakkelei met die Turken onderling is er om 16.00 uur een heel appartement voor ons vrij voor € 12, je kunt er niet voor kamperen. We hebben de tent dan ook nog niet uit de zak gehad. Na 16.00 uur moeten we met die bemoeizieke Turk uit eten. We zeggen dat we te moe zijn en gelukkig bedenkt hij zich en zo hebben we weer de tijd voor onszelf en kunnen we straks gewoon samen eten want al dat gezelschap is ook heel vermoeiend. Morgen gaan we meteen verder, we hebben de kaart opnieuw bekeken en de koers verlegd. We besluiten om eerst naar Konya te gaan en dan via de Ihlara vallei naar Capadocië.
Dat lekker rustig samen eten wordt even anders, er zitten twee Turkse jongens naast ons, ze horen ons Nederlands praten en ze beginnen onmiddellijk te kletsen. Wel leuk, gelukkig moeten ze zo naar één van de vele trouwerijen dus ze zijn snel vertrokken. Er wordt hier driftig getrouwd. Veel Belgische Turken halen hier hun bruiden in de zomer en dat hoor en zie je hier overal. Onder luid getoeter rijdt dat dan door de straten. De ene bruiloft na de ander, Rita Verdonk zal er niet blij mee zijn.
We eten een groot bord met gevulde schapendarmen en dat is heerlijk, pittig geroosterd en het vult de maag goed. Na de schapendarmen willen we nog een toetje bestellen maar ze begrijpen echt niet wat we willen en daarom gaan we dit maar aan de overkant zoeken.
We kijken wat rond en worden meteen aangeschoten door een Nederlands sprekende Turk, hij vraagt of hij ons kan helpen en wat we zoeken en als we zeggen dat we ijs willen zegt hij dat hij het gaat regelen maar ………… eerst thee, en nog meer thee en praten en nog meer praten, het is reuze gezellig Dan komen er nog kinderen van deze familie bij en dan ………. gaan we samen ijs eten en mogen we niet betalen. De hele Turkse familie waarschuwt ons voor de vreselijkste dingen. Niet laat op straat lopen, niet met vrachtwagens mee gaan, goed op het verkeer letten en op de ravijnen, geen koud drinken nemen en goed insmeren tegen de zon. Ze kunnen het niet geloven dat we het niet eng vinden met ons tweetjes met die fietsen en ze zijn zo bezorgd. Ze geven ons het telefoonnummer van hun appartement in Turkije zodat ze ons ieder moment kunnen komen helpen en ze staan erop dat we in september naar ze in Haarlem bellen omdat ze willen weten of we veilig terug zijn. Tja, wat moeten we hier nou weer mee, we denken dat we maar gewoon bellen in september en we hopen dat we ze hier niet nodig hebben. We hebben samen al veel engere reizen gemaakt. Op deze Turken zal Rita Verdonk wel trots zijn, zij zijn zo vernederlandst dat ze bang zijn in hun eigen vaderland.

Dit hotel heeft geen ontbijt dus we zoeken eerst wat te eten. Het is nog maar 8.00 uur, we stoppen bij het eerste beste soepcafé. De tolk staat buiten al klaar en hij zegt dat ze alleen soep hebben, maar dat zien we zo vroeg nog niet zitten en ik vraag of hij geen Nescafé heeft en dan wordt er druk overlegd en worden we naar binnen gevraagd. Ze gaan ontbijt voor ons regelen. Er rent iemand naar buiten en na tien minuten hebben we een superontbijt. Thee natuurlijk, olijven, tomaten, komkommer, kaas, honing, yoghurt en nog meer yoghurt. We proppen alles naar binnen, we moeten toch goed eten, maar meer nog omdat we ons verplicht voelen het op te eten na al die moeite. En dan gaan we van start en het gaat super, de prairies van de laatste dagen zijn ingewisseld voor mooi berglandschap. We klimmen gestaag en we hebben het gevoel dat onze benen aan het klimmen beginnen te wennen, na zo’n 30 km klimmen krijgen we een superafdaling tot aan Bolvadin, we pauzeren even onder een grote boom in de dikke schaduw en gaan verder en het gaat geweldig. Na het plaatsje Cay gaat het weer omhoog. Als ik overschakel op het kleine verzet vliegt mijn ketting eraf. Ik stop en leg de ketting er weer op en terwijl ik daar mee bezig ben stopt er een jongen van een jaar of 18 en die begint te grijnzen. Het voelt meteen raar, Han ziet mijn pech niet en fietst verder. Als de ketting er weer op ligt klim ik weer verder en opeens grijpt die jongen mij recht in mijn kruis en ik schrik mij rot. Ik begin uiteraard meteen te schelden en te schreeuwen en hij rijdt een stukje verder. Dan keert hij zijn brommer en komt terug om achter mij vervolgens weer te keren en hij grijpt opnieuw in mijn kruis en dan ram ik hem recht op zijn oog. Han fietst nog steeds niets vermoedend verder en ik durf niet te stoppen en klim meer weer verder en die idioot doet nog een derde poging. Ik hoor achter mij een tractor en stap af en dan word ik door 3 boeren ingehaald en als ik weer begin te schreeuwen gaat de bromfietsjongen er snel vandoor en ontfermen de boeren zich over mij. Als één van de boeren een arm om mijn schouder legt begin ik te huilen, de boeren willen dat ik in hun kar ga zitten met fiets en al, maar ik blijf op mijn hoede en gebaar dat ik toch zelf wil fietsen en ik wijs naar boven naar Han die inmiddels de top al bijna heeft bereikt. De boeren blijven achter mij rijden en ik pees met alle kracht die ik van boosheid heb naar boven, waar Han vrolijk lachend op mij staat te wachten en dan jank ik nog harder en zeg dat hij die spiegel toch niet voor niets op zijn fiets heeft. Han snapt er niets van en na mijn verhaal zegt hij doodleuk: “waarom heb je hem niet met de fietspomp op zijn kop geslagen”. Daar moet je maar aan denken en bovendien was ik aan het klimmen en dan kun je de handen beter aan het stuur houden met volle bepakking.
Woedend fiets ik verder de volgende berg op, ik heb zoveel energie van kwaadheid dat ik niet meer stop tot ik 15 km verder in Sultandagi ben. Iedereen die nog zwaait of toetert kan de pot op, ik zwaai niet meer terug, zo heb ik de pest erin.
En dan vinden we een hotel en daar worden we ontzettend vriendelijk ontvangen. Onze fietsen worden meteen binnen gezet en we krijgen koude cola en lekkere hete Nescafé en langzaam krijg ik het vertrouwen terug in die klote of eigenlijk kut Turken want zo heb ik ze de afgelopen 15 km allemaal genoemd. Die liefdevolle ontvangst doet wonderen en nu zitten we met een biertje op het balkon van het hotel over het dorpje in de bergen te kijken.
Han vindt het positieve aan de hele toestand dat ik er blijkbaar nog zo jong uitzie dat een 18 jarige nog achter me aanzit. Ja, ieder nadeel heb zijn voordeel!
Maar voor we lekker in ons bed liggen is de dag nog lang niet voorbij. We moeten nog eten en het is zondag en dan is er volgens de hoteleigenaar niets te koop en niet ergens wat te eten. We lopen eerst maar wat rond en worden door een jonge Turk naar een eettentje gebracht dat wel open is. Het is er zo smerig dat we bijna aan alles blijven kleven maar we zullen toch moeten eten. Het troost ons dat het een soort afhaal Turk is dus veel omloop en we hopen maar dat we onze Norit of Diarem niet nodig hebben morgen, want aan de schijterij met die fietsbroek is niet grappig.
De jongen die ons komt vragen wat we willen schrikt zich rot als we vragen of hij Engels of Duits spreekt. Hij spreekt alleen Turks dialect. Hij begint zenuwtrekjes met de ogen te maken en rent naar achteren en als hij van de schrik bijgekomen is, komt hij terug en bestellen we eerst maar cola. En na het maken van eetgebaren krijgen we een soort Turkse pizza met gehakt en paprika. Daarbij krijgen we een schaaltje met tomaten en halve rauwe uien die we maar uit elkaar peuteren en ook opeten. Een beetje vitamine kunnen we wel gebruiken.
We rekenen af en vertrekken om lekker op ons balkon te gaan zitten lezen, maar dat gaat even niet door want de jongen die ons naar het eetcafé heeft gebracht loert alweer op ons en wil ons heel trots een Karvanseray laten zien die we moeten fotograferen. Een Karvanseray is een oude rustplaats voor de kamelentochten van vroeger. We gaan weer op pad en ondertussen passeert ons een vrachtauto die het hele dorp in rook laat opgaan. Het is echt verschrikkelijk, iedereen hoest en proest. En natuurlijk moeten we nog thee drinken, hoe konden we dat vergeten. Na de thee hebben we afgesproken met niemand meer te praten en snel het hotel in te vluchten en dat lukt. En dan zitten we eindelijk op ons balkonnetje en dan is het grote kijken begonnen, want we zitten in een drukke dorpstraat en er gebeuren de raarste dingen hier beneden.
De Moskee loeit in dit vrome dorp harder en langer dan waar ook. Onder ons zit een kroeg en daar wordt stevig gedronken door onze gelovige Islamieten. Aan de overkant van ons hotel zit een hoerenkast en af en toe komt er een dame helemaal in het roze naar buiten en die gaat wat in de deur staan hangen en dan snellen er steeds kleine groepjes opgewonden hitsige Turken naar de overkant. Steeds in kleine groepen, alleen durven ze niet die helden, dan durven ze wel oude fietsende dames tussen de benen te grijpen. Er komen ook nog twee kinderen aan met een fiets en het jongetje gaat de hoerenkast ook binnen en komt met schoenen naar buiten die hij op de stoep gaat zitten poetsen en nog een paar en nog een paar en als hij dan genoeg geld heeft verdiend gaat hij snel in de winkel wat snoep halen die hij samen met zijn zusje verdeeld.